Het was in de tuin van een gekkenhuis dat ik een jongeling ontmoette met een gezicht, bleek, liefelijk en vol verwondering. En ik zat naast hem op de bank en zei: “Waarom bent u hier?”
Hij keek mij in opperste verbazing aan en zei: “Dat is een onbetamelijke vraag, maar ik zal u antwoord geven. Mijn vader wilde mij maken tot een duplikaat van zichzelf en dat wilde mijn oom ook. Mij moeder wilde dat ik het evenbeeld zou zijn van haar roemruchte vader.
Mijn zuster placht mij haar zeevarende echtgenoot voor te houden als het volmaakte. Mijn broer vindt dat ik net als hij zou moeten zijn, een uitmuntend atleet.
Zo ook mijn leermeesters, de doctor in de filosofie en de muziekleraar en de leraar in de logica., zij waren eveneens vastberaden en een ieder wilde slechts dat ik de weerkaatsing ben van hun eigen gezicht in de spiegel.
Daarom ben ik naar deze plek gekomen. Ik vind het hier gezonder. Ik kan nu tenminste mijzelf zijn.”Toen wendde hij zich plotseling tot mij met de woorden: “Maar zeg mij eens, bent u ook naar deze plek gedreven door opvoeding en goede raad?”
En ik antwoordde: “Nee, ik ben een bezoeker”.
Hij zei, “O, u bent één van diegenen die in het gekkenhuis zitten aan de andere kant van deze muur.
(Uit Open Deur, Januari 1992)