Zo’n geribbelde goudgele wurm, stevig uit de kluiten gewassen.

Zo tegen eind juli worden de pruimen rijp, elke dag weer waar ik echt naar uitkijk. Met plezier loop ik dan, als ik thuis ben, een paar keer per dag even de dijk op naar 1 van de pruimenbomen. Het is vooral oppassen dat je niet uitglijdt over de honderd en meer pruimen die al op de grond liggen. Bij de ‘Belle de Louvain’, een heerlijke vlezige en vooral sappige pruim, voel ik even naar een al wat zachter exemplaar. Met je vingers kun je altijd nog nakneden.
Je scheurt de pruim open, trekt de pit er uit en “flats”. . . in 1 x keer in je mond. Met 1 kauwbeweging spat die pruim in je mond uit elkaar. Oh, oh, oh. Het mag van mij goddelijk genoemd worden. Altijd weer heerlijk. Ik neem er gauw nog 1 en 2 voor onderweg.


Bij mijn Tante Lies in Santpoort stond in de achtertuin ook zo’n geweldige boom. Elke dag kijken en dan nam je je zakken volgepropt met pruimen mee naar huis. (Als Tante het niet zag).

Enfin.. . onderwijl ik de dijk afloop schiet ik pruim nummer 2 naar binnen. Even genieten van de explosie en doorkauwen. Maar nu proef ik iets onduidelijks, een beetje beurs. De volledige pruimenhap leg ik voorzichtig in mijn hand en zie dat de pruim van binnen links al wat lichtbruin is. Maar wat nu . . . in de poel van sap en pruimenvlees krioelt genoeglijk een leuke geribbelde wurm, voor een deel platgewalst. Is toch niet verkeerd zou je zeggen. Mensen eten toch ook slakken, in wormen zitten veel eiwitten en de maag is een met zoutzuur gevuld zwembad. Ze hebben mij wel eens verteld “er zit zoveel zoutzuur in je maag dat de leren zolen van je schoenen er in oplossen”.
Zonder verder na te denken doe ik de hap weer terug in mijn mond en geniet nog even na. De worm was ik al vergeten. Morgen gaan we verder.