Sjees: pleziertocht in ’s Gravenhaaghe

Den Haag, 5 september 1725.
Een sjees rijdt fijn snel, maar slaat gemakkelijk om.

Albrecht von Haller (1708-1777),
Zwitserse natuurwetenschapper.

Op de 15de nam ik een sjees voor een pleziertocht door Den Haag,
Scheveningen en Katwijk. Deze wagens rijden zeer snel en licht, maar
slaan gemakkelijk om. Den Haag is een groot dorp, omgeven door ka-
nalen en ophaalbruggen, zonder muren of wallen en overigens fraai
en proper als alle steden in Holland.
Het hof van Holland, waar de staten bijeenkomen, is een onaanzien-
lijk gebouw en het paleis van het Huis van Oranje is niet veel beter.
Mijn Duitse reisgezel ging meteen naar het tuchthuis. Hier kan
men tegen een klein bedrag de vrouwen bezoeken. De zwijnerijen
die daar plaatsvinden kan ik niet vergeven: de opzichters misbrui-
ken een tot verbetering bedoelde plek tot vermeerdering der ondeugd.
In de afdeling waar de mannen vastzitten, gaat het iets strenger aan toe.
Ze moeten elke dag verplicht werken, maar hebben daarnaast tijd voor
zichzelf, waarin ze gewoonlijk grote koperen tabaksdozen maken.
Van Den Haag gaat een met vier rijen bomen omzoomde laan
lineaalrecht naar Scheveningen, waar ze uitloopt op de kerktoren van
dit dorp. Onderweg vindt men uitspanningen en mogelijkheden om de
wagen te keren. Het dorp ligt aan zee en bij eb reden we over het natte
strand naar Katwijk. Niet ver van Katwijk ligt Egmond, waar Descartes
enige jaren heeft verbleven, om er eb en vloed van de zee te bestuderen.

Ingekort fragment uit het dagboek
van zijn verblijf in Holland 1725-1777